Bakpekpe Terug

Spleettrommel

Ciparisse 1971.jpg Lunda 1972 - portage d'un tambour.jpg spleettrom Lunda 1972.jpg

Mangbetu 1988 - 2 instruments.jpg Nsaka-Ngufu-Bifanda-Moondo960 Ciparisse71.jpg Slidrum988Ciparisse71.jpg spleettrommel.jpg spleettrommel2.jpg spleettrommel3.jpg spleetrom7.jpg spleettrom5.jpg spleettrom6.jpg spleettrom8.jpg spleettrom9.jpg spleettrom 4 ok.jpg

(luister) (luister) (luister) (luister) (luister)

De spleettrommel is een idiofone trommel, gemaakt uit een uitgehold stuk hout, waarbij een gleuf als klankgat dient. De spleettrommel wordt aan beide zijden van de gleuf met een stok aangeslagen, hetgeen twee verschillende toonhoogtes oplevert. De mogelijkheid ritme te combineren met toonhoogte maakt de spleettrommel bij toontaalvolkeren, zoals de Bantoe, geschikt als communicatiemiddel.

In de collecties van het KMMA worden vandaag 421 spleettrommen bewaard die op enkele exemplaren na, alle afkomstig zijn uit Congo. Zij geven dan ook een volledig overzicht van alle spleettromtypes die in Congo bespeeld werden en worden.

De drie meest voorkomende types zijn de cylindrische, de trapezoïdale en de zoömorfe spleettrom, daarnaast bestaan ook nog de tulp-vormige, halve-maan vormige en de bootvormige spleettrommel.

De basisstructuur van de trom is echter voor elk type dezelfde en wordt het best geïllustreerd door de cylindrische spleettrom. Een blok hout, meestal een stuk boomstam, wordt in de gewenste vorm gekapt en nadien via de bovenzijde (de spleet) uitgehold. De trommelmaker - houtsnijder zorgt er echter voor dat beide wanden van de trom een ongelijke dikte hebben en bijgevolg een verschillende toon zullen produceren wanneer ze met twee trommelstokken met rubberen kop worden bespeeld. Op deze tweetoonsstructuur zal later het overseinen van de boodschappen gebaseerd zijn, waarvoor deze instrumenten het meest gekend zijn.

De creativiteit van de trommelmaker en houtsnijder komt echter tot uiting in de manier waarop hij de bovenzijde van de trom rond de spleet gaat versieren. Dit kan gebeuren door een eenvoudig uitsnijden van de spleet en aan de uiteinden ervan het toevoegen van twee “klankgaten”, of door de omgeving van de spleet te versieren met geometrische motieven.

Dit type spleettrom komt zowat over heel Congo voor met een duidelijk overwicht in het zuidelijke deel van Congo (Kwango, Katanga, Cuvette Centrale, Bas-Congo en Maniema). Een wijd verspreide benaming voor dit type spleettrommel is mondo en kyondo, al worden ook verschillende andere benamingen sporadisch gebruikt naargelang van de etnische groep.

Binnen de reeks cylindrische spleettrommen moet ook nog de kleinere antropomorfe spleettrom uit de Kwango en Neder-Congo worden vermeld (Yaka, Holo, Suku ) worden vermeld die zich karakteriseert door zijn kleine afmeting enerzijds en door de antropomorfe versiering (een hoofd) dat als handvat dienst doet anderzijds. Deze trommel wordt uitsluitend bespeeld door de féticheur-genezer die door middel van dit instrument zijn beschermgeesten oproept en met hen communiceert.

Spleettrommen van grotere omvang zijn deze van het trapezoïdale type. De naam spreekt voor zich, het gaat hier om grote, eveneens monoxyle instrumenten, in de vorm van een trapezium die ofwel op de grond worden geplaatst ofwel met een stevig touw rond de schouder van de speler worden gedragen tijdens het bespelen.

Ook dit type spleettrom wordt in een groot gebied van Congo aangetroffen: Cuvette Centrale, Maniema, Kasai, Katanga, Kivu en Kwango en luistert naar verschillende namen (lukumbi, nkumvi o.m.).

Naast zijn functie als seininstrument wordt de trapezoïdale spleettrom ook vaak geïntegreerd in ensembles voor ontspanningsmuziek waar hij, door zijn diepe tonen, de rol vervult van ritmische bas.

Van een uitzonderlijk mooie vorm is de spleettrom in de vorm van een “tulp”, zo genoemd door J.S.Laurenty, organoloog in het KMMA (1965 - 1991) die uitsluitend in de Uele (Mangbetu, Zande en Mamvu) wordt aangetroffen onder verschillende benamingen. De artisticiteit waarmee deze spleettrom wordt gesneden, bewijst nogmaals het creatieve element dat bij sommige volkeren aan de orde is. Mangbetu en Zande staan bekend om hun mooie elegante sculpturen en trekken dit op morfologisch vlak ook door naar grotere gebruiksvoorwerpen zoals de spleettrom.

Opvallend is hier wel dat dit type spleettrom steeds in paar wordt bespeeld door één muzikant, dit is ook duidelijk merkbaar aan het feit dat van de aanwezige trommen in onze collectie slechts één zijde sporen van bespelen vertoont. De foto hierna laat zien hoe de muzikant zijn instrument bespeeld. Het is ons niet duidelijk waarom voor een dergelijke speeltechniek wordt gekozen.

Zoals dit in andere streken van Congo het geval is wordt ook deze spleettrom bespeeld in een groter ensemble samen met andere instrumenten om er als percussie-instrument te fungeren tijdens dansen en festiviteiten.

Verwant met dit trommeltype is de spleettrommel in “halve maan”-vorm die typisch is voor de Zande en aanverwante volkeren waar hij dundu genoemd wordt. Dit type is eenvoudiger van structuur, doch vraagt een grote behendigheid en grondig vakmanschap om met de middelen die de houtsnijder ter beschikking staan een dusdanig relatief dun houtblok zo uit te halen dat er nog twee wanden met verschillende dikte overblijven. Verder heeft dit instrument een identieke functie binnen het hiërarchisch en muzikaal gebeuren als het voorgaande type.

Binnen de spleettrommen trekt één type onze speciale aandacht enerzijds door zijn vorm maar anderzijds ook door het feit dat het niet bedoeld is als seininstrument. Het gaat hier om een “bootvormig” type, eerder beperkt qua afmeting doch meestal mooi versierd met allerlei motieven. Daarenboven is de onderzijde van dit kleine spleettrommeltje gekarteld waardoor het vaak gebruikt wordt als schraper. Het verspreidingsgebied, de oevers van de monding van de Congo-stroom bevolkt door Kongo en Woyo, en zijn specifieke rol in het leven van de Afrikaan samen met nog andere details geven het een specifieke persoonlijkheid vanuit drievoudig standpunt: vervaardiging, herkomst en rol in het traditionele leven. Het zijn vooral de versieringen die dit instrument specifiek maken. Naast de donkerbruine patina die de oudste exemplaren kenmerkt, vertonen sommige specimen ook één zijde in rode kleur, en de andere zijde in wit. De aangebrachte sculpturen en inkepingen, meestal aan één zijde van het instrument, vertonen vaak geometrische motieven, naast afbeeldingen uit het dieren- en plantenrijk. Dit kleine instrument, nkonko, wordt in Neder-Congo gebruikt tijdens de lemba-cultus, door de meester-besnijder tijdens de nkanda besnijdenisceremonie, door de genezer nganga die het bespeelt tijdens het genezingsritueel en we vinden het ook terug tijdens ceremonies van geheime genootschappen. Verder meldt een informant dat het bespeeld wordt als begeleiding van (rituele?) cirkeldansen van vrouwen in de Mayombe. Hij beschrijft dat dit kleine spleettrommeltje wordt vastgemaakt op de rug ter hoogte van de heupen van elke danseres en dat het bespeeld wordt door de vrouw die volgt met één enkel stokje. Aangezien het uitsluitend in deze context wordt gespeeld en niet dient voor overseinen van boodschappen, mag het ons niet verwonderen dat het interval tussen de twee tonen zeer miniem, zeg maar in vele gevallen onbestaande, is.

Indrukwekkend naar de vorm zijn de spleettrommen van het zogenaamde zoömorfe type die zowel in grote als kleine afmetingen voorkomen. De term spreekt voor zich, deze spleettrommen zijn gemaakt uit één immens blok hout in de vorm van een gestyleerd dier (buffel, antiloop). Zij onderscheiden zich meestal door een grote omvangrijke romp die als klankkast dienst doet en waaraan een gestyleerde nek en kop aan de éne zijde en een staart aan de andere zijde is gesculpteerd. Deze kop en staart zijn daarom niet altijd zeer herkenbaar, sommige types hebben aan weerszijden slechts een identieke gewone houten punt. Om de vorm van het dier nog extra te benadrukken loopt de “romp” uit op vier houten poten waarop de trommel rust.

Opvallend is eveneens dat de grote zoömorfe trommen monganze en mokoto nagenoeg uitsluitend afkomstig zijn uit de Ubangi-streek (Loi, Ngbaka, Ngombe, Lobala), terwijl de kleinere versie gugu vooral in Uele (Mamvu, Zande, Mangbetu, Barambo) wordt aangetroffen. De eerste functie van deze trommen is ook hier het communicatieve doch dit neemt niet weg dat de spleettrom ook als ritme-instrument bespeeld wordt tijdens de dansen binnen een groter ensemble. Daar waar het bijna legio is dat het bezit van dergelijke instrumenten het voorrecht is van de chef en sommige notabelen als symbool van hun macht en prestige binnen de groep, moeten we vaststellen dat bij de Barambo eender wie het zich kan veroorloven een dergelijke spleettrom mag bezitten.

Draagwijdte van de klank van de spleettrom

Een instrument dat als specifieke taak heeft om boodschappen door te seinen moet uiteraard aan bepaalde normen voldoen. De spleettrom is hier een duidelijk voorbeeld van en de draagwijdte van de klank is afhankelijk van diverse factoren: volume van het instrument, atmosferische en topografische factoren, kracht waarmee het instrument wordt aangeslagen.

Aangezien water een ideale akoestische geleider is, zal men gebruik maken van de rivier om de spleettrom op de oever ervan op te stellen.

Wanneer het gaat om volumineuze spleettrommen (bv.grote zoömorfe of cylindrische trommen) hebben we te maken met instrumenten die bespeeld worden om boodschappen door te seinen naar de omringende dorpen, wat inhoudt dat zij toch een aanzienlijke afstand moeten overbruggen (10 à 15 km). Rekening houdend met het feit dat dergelijke spleettrommen nagenoeg uitsluitend het bezit zijn van de lokale chefs en dus ook gebruikt worden om boodschappen over het ganse territorium waarover hij heerst door te seinen, zullen de spleettrommen in verder gelegen dorpen als een soort van relais fungeren, m.a.w. de eerste trommel zendt de boodschap door, de volgende trommel neem ze over en seint ze door enz. tot het hele gebied is bestreken waarvoor de boodschap bestemd is.

De trommelaar

Het bespelen van de spleettrom blijft het voorrecht van bepaalde personen in het dorp die hiervoor werden opgeleid. Zij moeten immers de over te seinen boodschappen niet alleen kennen maar ze ook op een adekwate manier kunnen spelen en dat is niet aan iedereen gegeven. Dit betekent dat de trommelaar eerst een grondige opleiding krijgt bij een gevestigde trommelaar wiens plaats hij later zal innemen. Kan niet iedereen de spleettrom bespelen dan moeten we toch vaststellen dat nagenoeg iedereen de seintaal begrijpt.

Op het sociale vlak merken we dat de seintrommelaar niet automatisch een speciale status bekleedt binnen de groep, in tegenstelling tot andere muzikanten vormt het bespelen van zijn instrument niet zijn dagelijkse taak en leeft hij ook niet van zijn muziek. Een uitzondering op deze regel wordt gevormd door de Tetela waar de trommelaar een speciale plaats bekleedt in de marge van de samenleving. We mogen ook stellen dat het bespelen van de spleettrom een pure mannenzaak is, de vrouwen bespelen dit instrument niet maar begrijpen wel de taal.

De trommeltaal

Het begrijpen van de trommeltaal is voor niet-ingewijden een moeilijke opdracht. De seintaal is uiteraard gebaseerd op de gesproken (Bantoe-)taal die een toontaal is, m.a.w. één bepaald woord bestaande uit een aantal lettergepen kan, naargelang van de toonhoogte waarop de lettergrepen worden uitgesproken, een verschillende betekenis hebben. Aangezien we hier te maken hebben met “schriftloze volkeren” en de gesproken taal dus een zeer grote impact heeft op het dagelijkse leven, is het overseinen van boodschappen zeer strikt gestructureerd.

Op het vlak van de taal en de woorden zelf zal elke getrommelde zin een soort van gecodeerde omschrijving zijn van het kernbegrip dat wordt overgeseind,bijv. over de chef, een geboorte, een overlijden, het oproepen van de notabelen voor een vergadering, een speciale gebeurtenis of evenement in de groep enz.

Ook de opeenvolging van de verschillende getrommelde zinnen staat vast:

1) vragen om aandacht

2) zeggen van wie de boodschap uitgaat

3) zeggen waarover het gaat

4) afsluiten van de boodschap

Dit instrumenttype is terug te vinden bij andere opnamen uit het audio archief die gemaakt werden bij de hierna vermelde Congolese volkeren, onder de volgende inlandse namen:

Bakpekpe (Budu), Boungou (Lokele), Bugu (Zande), Chondo (Kanyoka), Condo (Luba-Kasai), Dundu (Pygmées), Ebgbge (Pygmées), Emandru (Medje), Gbugbu (Gbandi, Mayogo), Gogo (Mamvu), Gudugudu (Ndo), Gudu-gudu (Abangba), Gugu (Zande), Igogo (Pygmées), Igogo deja (Budu), Igogo tade (Budu), Ikokola (Boyela, Ngando), Ikokole (Batwa, Bolia, Ekonda, Twa), Ikole (Mongala), Ikookole (Mongo), Kandji (Ngoma) (Kongo), Kankonko (Sala Mpasu), Khoko (Kongo), Kiyondo (Songye), Kyondo (Luba), Lenga (Gubu), Lokele (Bongando), Lokole (Batwa, Boyela, Ekonda, Elinga, Enga, Kutu, Mongo, Ndengese, Nkundu, Saka), Lokolé (Mongo, Mputu), Lokombe (Boyela, Ndengese, Tetela), Lokombe (Lukumbe) (Mongo), Lokuku (Ekonda), Lukumbe (Hamba, Mondja, Tetela), Lunkufi (Songye), Magbo (Mayogo), Makpo (Budu / Mbuti), Makpo (Kpokpo) (Pygmées, Pygmées), Mandru (Mangbetu), Mgungu (Mbuti), Mokoto (Binza), Molonge (Sengele), Mond (Lunda), Mondo (Kongo, Kwese, Mpangu, Suku, Tshokwe, Yaka), Mongungu (Ngombe), Mpopwo (Bari), Mudimba (Kanyoka, Luba), Mungungu (Bali), Mutumba (Lunda, Sala Mpasu), Ndundu (Pygmées), Nedundu (Medje), Nekbokbo (Medje), Nekpokpo (Mangbetu), Nemandru (Mangbetu), Nengwangu (Mayogo), Ngombi (Boa), Ngoto (Lobala), Ngufu (Yaka), Nkoko (Yaka), Nkombe (Lokombe) (Boyela), Nkonko (Kongo), Nkumvi (Luba), N'kupila (Yaka), Shakudi (Mongo, Tetela), Tshikunvu (Lunda), Tshingoma (Kongo), Tshingufu (Chokwe, Tshokwe), Wungu (Hamba), Yeye (Mayogo)

Discografie:

© KMMA